Zo waren wij op weg naar verwegistan. Gezien de (politieke) situatie en vooral onze ontwenning van de politieke klimaat, leek het ons beter om alleen overdag te rijden. Kroatië, die al een goede stap heeft gezet richting Europa leek ons een goede keuze voor een slaapplaats. In Kroatië voldoet de hoofdstad en de kust aan de Europese normen en alles tussenin is in een andere tijdperk blijven hangen. Ook al is oorlog al lang voorbij, je rijdt nog steeds langs kapotgeschoten huizen. Voor een moment waan je je terug in de oorlog, of in de buitenwijken van Dettroit of Chicago. Maar de hoofdstad is een gewone hoofdstad in Europa. Je hebt de snelweg, je hebt de ringweg, je hebt hotels langs de snelweg. In een van die hotels hadden wij besloten om nacht door te brengen.
Van buitenaf leek het een gewone slaapplaats langs de snelweg. Het zag er wel een beetje verlaten uit, maar gezien dat de seizoen al afgelopen is en dat iedereen die op weg was naar Zagreb ook daar een hotel zou zoeken, was de verlatenheid ook niet vreemd. Wij parkeerden dus onze auto op de grote, bijna verlaten, parkeerplaats. Meteen naast ons kwam vrijwel meteen een grote SUV tot stilstand, ook met Nederlandse kenteken. Hij, Jan een Nederlander, zij Belgische, waren op weg naar Meute (eigenlijk heet dat Murter), waar Jan zijn jacht heeft staan. Zij zagen ons en dachten, waar de ene Nederlander naar toe gaat, gaat de andere ook mee. Dus wij naar binnen. De hotel had van buiten iets weg van een skihotel in Oostenrijk, vrijwel geheel uit hout verwerkt. Binnen zat de receptioniste, in olijfgroene uniform, wat haar bijzonder lelijk stond. Bij de binnenkomst had je al het gevoel dat je terug in de tijd stapte. Je kon wel de vergane glorie van het hotel nog zien, maar daarmee is alles al gezegd. Zij hadden wel een vrije kamer (wel ongeveer 56 vrije kamers) en voor maar 66 euro was die kamer van ons, inclusief de ontbijt. In de gebouw tegenover konden wij nog een avondmaal nuttigen. De Nederlanders volgden onze keus en gingen direct naar het restaurant. Wij wilden nog eerst onze spullen wegzetten en de kamer zien. Door de gangen, met beige tapijt, op weg naar de kamer. Mijn vriend koos voor de optie van lift, maar had daar snel spijt van. Lift deed het wel, maar was wel bijzonder langzaam. Wij kwamen de kamer binnen. Grote kamer met een werktafel van 3m lengte, langs het raam die je niet kan sluiten, de slot was afgevallen. Een grote bed in het midden. Een tafel met versleten tafellaken met daarop een grote koelkast. Een kast zonder deuren, maar wel met een geïmproviseerd doek in plaats van de deuren, om jassen op te hangen. Grote badkamer met een kast boven de wastafel, waar de bedrading van het licht nog uitkomt. Douchekraan doorgeroest, met ontbrekende knopen. Wel de vaste ingrediënten van de badkamer, twee potjes met shampoo/douchgel, twee zeepjes en twee (al door iemand anders gebruikte) badmutsen.Vieze douchegordijn en nog viezere tegels, maar wel groot. Het leek alsof zij bezig waren met het bouwen, maar opeens moesten stopen. Gezien wij al zo moe en zenuwachtig waren voor de resterende reis, keken wij daar een beetje doorheen en gingen naar de restaurant, in de gebouw tegenover. Bij de binnenkomst eerst de garderobe, van schouwburg proporties, met twee jassen. Binnen een grote open haard, volgens mij de grootste die ik ooit heb gezien. Plaats voor minstens 200 mensen en drie tafels bezet, waaronder de Nederlanders. Wij gingen niet bij ze zitten. Drie obers waren druk met drie tafels. Netjes gekleed, ook nog volgens de rang. Hoofdober in smoking, de gewone obers in olijfgroene (weer dat olijfgroen) pak met een donkerrood giletje. Onze ober was zeer vriendelijk, maakte grapjes, vroeg naar onze reis, vertelde een persoonlijke verhaal, zoals een ober hoort te zijn. Ik hoorde zijn collega moeite doen voor de tafel met Nederlanders. Gesprek ging in Duits en Engels door elkaar. Ober sprak het goed, maar ja, als je tegen de ober steeds in het Nederlands roept:”Maakt niet uit jongen. Komt wel goed jongen”, is het niet raar dat hij het niet begrijpt. Wel irritant als mensen dat doen. In eigen taal langzaam en heel luid praten, alsof je het dan opeens wel gaat verstaan.
Het eten was middelmatig en prijzig. Wel dus de vriendelijke ober, helemaal voor ons alleen. Terug in de kamer, bleek de radiateur niet uit te kunnen. Hij werd vanuit de receptie automatisch geregeld. Gezien onze raam dus niet op slot kon, was het bij ons tropisch warm. In de nacht hoorde je de hele tijd auto’s zoemen op de snelweg. Ik heb bijna de hele nacht niet geslapen, door de warmte en door de zwaarte van het hotel, de vergane glorie. Ik kon het bijna zien hoe dertig jaar geleden het een place to be was. Een chique uitgaansgelegenheid, voor feesten, voor weekendjes weg. En de verhalen als je weer thuiskwam, van wat je in de splinter nieuwe hotel had gezien. Het hotel had een grote binnenplaats met een fontein, een grote kunstwerk en glazen plafon. In het midden was een ronde bar, met daaromheen bankjes en heel veel groen. In de zijruimte werd het ontbijt geserveerd. Keukenpersoneel was gekleed in ziekenhuiswit, van top tot teen. Witte pet, witte jas, witte broek en witte schoenen. Tafels en stoelen in retro bruin, lampen ook. Je zou wel veel geld kunnen verdienen met het op de E-Bay zetten van de inboedel. Veel personeel en weinig gasten. Na even terug in de tijd te zijn geweest vervolgden wij onze reis. Reis der herinneringen ging ook door.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten